Vorig jaar nam ik een abonnement op The New Yorker. Hoewel ik hiervoor ook weleens een stuk uit dit blad las, ben ik zeker geen kenner. De naam ‘Joan Didion’ zei me dan ook niet zoveel, toen ik de app opende en geconfronteerd werd met haar foto bij het stuk van de dag. Zij en haar man hadden blijkbaar ‘one of the most collaborative literary marriages in American history.’ Ze verloor haar man in 2003 en haar dochter in 2005, lees ik verder. Over beide verliezen schreef ze een boek. In 2021 overleed ze zelf. Toch gaat het artikel op voorpagina van The New Yorker app vandaag over nieuwe werk van haar hand. Na haar dood werden namelijk brieven gevonden. Brieven aan haar man. Brieven waarin ze hem vertelde over haar sessies met haar psychiater. Die brieven zijn nu gebundeld en worden gepubliceerd.
Ik klik het artikel aan in de hoop, de verwachting, enige toelichting te vinden. Was ze zelf voor haar dood al bezig deze brieven te verwerken tot een boek en heeft iemand dat nu voor haar afgemaakt? Lagen haar wensen hierover vast in een testament? Waren familie en vrienden op de hoogte van haar wensen en grenzen rondom haar documenten? Tot mijn totale verbijstering wordt hier geen regel aan vuilgemaakt. Elk beetje context gaat toch vooral over wat deze stukken ons, als lezer, komen brengen. ‘Some of her frankest writing.’ Ja, no shit Sherlock. Geen zin, zelfs geen woord wordt vuilgemaakt aan waar wij, als ik dan ook even “frank” mag zijn, als lezers het gore lef vandaan halen om voor een overleden vrouw te besluiten dat de hele wereld nu van haar meest intieme correspondentie mag meegenieten.
Als ik me tot Google richt in de hoop dat mijn verontwaardiging onterecht is (misschien is er wel degelijk een goede verantwoording? Helaas, ik vind er geen), kom ik er achter dat ik gelukkig niet de enige ben die hier vraagtekens bij zet. Alleen heeft Joan Didion helemaal niks aan alle kritische stukken die nu gepubliceerd worden. Inclusief deze van mij. Het boek wordt uitgegeven. We kunnen allemaal een kop koffie pakken, er eens lekker voor gaan zitten en lezen wat zij dacht alleen met haar man te delen. Gewoon, omdat wij dat interessant vinden. Zonder haar toestemming.
De nieuwsgierigheid kan ik goed begrijpen. Al ken ik deze vrouw en haar werk niet, ook ik voel de verleiding om verder te scrollen en dit artikel met fragmenten uit het boek toch eens door te lezen. Want wat was er dan met die relatie met haar dochter? Hoe is die dan gestorven? Hoe was dat voor haar, zo vlak na het verliezen van haar man? Machtig interessant, een mensenleven. Zeker zo’n intiem inkijkje in iemands binnenwereld. Maar als iemand dat inkijkje niet vrijwillig en weloverwogen gegeven heeft, dan pak je iets wat jou niet toebehoort. Niet voor niets maken we allemaal dagelijks de afweging met wie we iets delen. Bij wie we kwetsbaar zijn. Dat versterkt je band met wie je vertrouwt en houdt je veilig voor wie je niet vertrouwt. Die beslissing maken is een recht, wat voor mij niet verschilt van het recht op bepalen wat er met je lichaam gebeurt.
Door mijn werk heb ik een vreemde relatie met intieme informatie. Soms ken ik iemand amper 15 minuten en hebben we het al over diens familiegeheimen, affaires, traumatische gebeurtenissen of gevoelens die diep zaten weggestopt. Dat wijkt af van hoe we normaal met dit soort informatie omgaan en is iets wat ik nooit voor lief neem. De moed om mij, op dat moment soms nog een volslagen vreemde, te vertrouwen is één van de dingen die ik het meest bewonder in mijn cliënten. Soms wil iemand ergens ook simpelweg niet over praten. Wat zou het betekenen voor dat vertrouwen in mij, als ik op zo’n moment die informatie zou opeisen? Wat zou het over mij zeggen als ik iemands huis binnen zou lopen, diens dagboek zou pakken en zou zeggen ‘ja jij wilde therapie, dus dan mag ik ook alles weten’ en rustig aan het lezen zou slaan?
Misschien lach je nu om dit absurde beeld, maar ik zie dit gedrag continu. We lijken maar al te vaak te besluiten dat we recht hebben op wat een ander privé wil houden. Denk aan roddelbladen en juice kanalen. Maar het gaat nog verder. De informatie waar “we” denken recht op te hebben wordt luidkeels opgeëist. Influencers en beroemdheden worden onder druk gezet zich publiekelijk uit te spreken over politieke en ethische kwesties. We analyseren het wel en wee van hun vriendschappen en relaties zonder enige gêne. Twee mensen volgen elkaar niet meer op Insta? Drama! Geen uitgebreide ode aan een partner op Valentijnsdag? Waarom, gaan jullie scheiden? Mensen die open zijn over de meest kwetsbare momenten in hun leven worden de hemel in geprezen en ook hier, ik snap het. Dat is ook dapper. Dat kan ook zeker bijdragen aan het doorbreken van taboes en het bespreekbaar maken van moeilijke onderwerpen. Maar er is niks mis met dingen gewoon voor jezelf willen houden.
Je privé leven niet willen publiceren maakt je niet laf of onecht. Dat je open was over je burn-out betekent niet dat we nu recht hebben op je tranen over je scheiding. Zoals mijn cliënten mogen bepalen waar ze wel of niet over willen praten, zo mag iemand die in de belangstelling staat zelf bepalen hoeveel toegang “wij” krijgen tot diens privé wereld. Ook dat heet consent en consent is een voorwaarde voor intimiteit. Is dat consent er niet, dan is het niks meer of minder dan grensoverschrijdend gedrag. Al dekt dat voor mij hier niet goed de lading. Het Engelse woord wat ik zou willen gebruiken zegt het beter. Intimiteit opeisen zonder toestemming, zonder consent, is een ‘violation.’
Ik voelde me niet voor niks aangetrokken tot The New Yorker. Mijn politieke visies lijken grotendeels overeen te komen met die van hun redactie. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hoef ik niemand op hun redactie het volgende uit te leggen: als iemand met je wil zoenen betekent dat niet dat je nu recht hebt op seks. Als iemand vorige week enthousiast instemde om seks met je te hebben, betekend dat niet dat je vandaag mag aannemen dat die toestemming nog steeds geldt en iemands lichaam mag opeisen. En als iemand overleden is, is diegene niet meer in staat om toestemming te geven voor seks. Voel je je een beetje misselijk worden bij die laatste zin? Ik ook.
Als iemand een boek uitgeeft, betekent dat niet dat je hun dagboek mag lezen. Als iemand in het verleden intieme informatie gepubliceerd heeft, betekent dat niet dat alles wat diegene ooit geschreven heeft nu aan het publiek toebehoort. Als iemand overleden is, kan diegene geen toestemming meer geven voor het publiceren van diens werk. Punt. Je kunt het goed praten. Je kunt het wegredeneren. Blijkbaar voelde dat in dit geval niet eens noodzakelijk. Het artikel doet de aanname dat we dit allemaal de normaalste zaak van de wereld vinden. Misschien vinden de meeste lezers dat ook wel. Daar word ik ook een beetje misselijk van.
We krijgen geen intiem kijkje in de binnenwereld van Joan Didion. Intimiteit wordt gegeven en valt niet op te eisen.
Intimacy without consent is a violation.
Ik word hier ook boos van! Ik vind al dat je met je directe nabestaanden het gesprek moet hebben over het lezen van je dagboek, apps, correspondentie etc. na je overlijden. Laat staan dat deze zomaar gepubliceerd zouden worden : / Het gebeurt volgens mij vaak genoeg dat dagboeken e.d. gepubliceerd worden, toch? Dus blijkbaar vinden de meeste mensen dat niet zo'n probleem.
Bij het idee dat iemand mijn dagboeken zou publiceren krijg ik spontaan hartkloppingen. Ik vind kwetsbaar zijn bij anderen heel moeilijk (zelfs in therapie, waar het juist “mag”). Het voelt soms alsof je echt een stukje van jezelf weggeeft, en dat is al eng genoeg mét consent, laat staan zonder. Violation, indeed.
(En dat zeg ik - stiekem - een beetje met pijn in mijn hart, want ik verslind het liefst iedere letter van Joan Didion)